eigenbelang. Je kunt je dus afvragen hoe houdbaar de medezeggenschap is. Maar die vraag geldt wel voor meer onderdelen van de huidige organisatiestructuren. Er is bijvoorbeeld een eigendomskwestie: van wie is de organisatie? Ik heb grote problemen met het idee dat de organisatie van de aandeelhouders is. Dat vind ik moreel bijna onverantwoord, omdat je daarmee zegt dat de organisatie in handen is van mensen die geld hebben, die nooit een voet binnen de organisatie hebben gezet en die ook niet bij de organisatie betrokken zijn. Ze hebben die aandelen soms een paar maanden en gaan dan kijken of ze ergens anders meer kunnen verdienen. Tegelijkertijd zijn er mensen die hun ziel en zaligheid in het bedrijf steken, en die hebben het nakijken. Dat blijf ik een merkwaardige constructie vinden, en ik vraag me dan ook af of de hele NV-constructie houdbaar is.’ lang en gaf iedereen een eigen rol. Het gevaar dat we nu lopen is dat het vertrouwen wegvalt zonder dat er een duidelijk zicht is op een alternatief.’ Wat kunnen we daaraan doen? ‘Ik denk dat het belangrijk is dat we onszelf een spiegel voorhouden. We moeten niet meteen naar de oplossing gaan zoeken, maar eerst bij onszelf te rade gaan: waar gaat het om en wat willen we eigenlijk? Laten we daar eerst eens goed naar kijken. Waarom zijn we zo onzeker, waarom missen we dat vertrouwen, waarom is het overleg in ondernemingsraden vaak zo formeel en afstandelijk?’ Hoe zouden die ondernemingsraden zich dan moeten gedragen? ‘Ik vraag me af of zij niet een onderdeel zijn van de systeemcrisis waar we volgens mij op afstevenen. De or was een antwoord op een probleem: machtsmisbruik van de werkgever. Er kwam een vorm van eigenaarschap, waarbij werknemers inspraak kregen en gehoord werden. Soms werkt dat best goed, maar soms is het alleen maar lastig. De vraag is of het instituut ondernemingsraad als zodanig houdbaar is. Het gevaar dreigt dat de medezeggenschap te veel onderdeel wordt van het systeem en daarmee zijn authentieke karakter kwijtraakt. Bovendien is er een mogelijk probleem met de representatie: wie vertegenwoordigt die or eigenlijk? Het gevaar dreigt dat de gesprekken zich binnen de or afspelen en niet in de rest van de organisatie. Dan opereert de or dus geïsoleerd en dreigt het gevaar van toenemend www.orinformatie.nl Wat dan? Helemaal geen aandelen meer? ‘Ik ben zelf een aanhanger van het besef dat organisaties maatschappelijke instellingen zijn. Dat betekent dat ze dus nooit uitsluitend verantwoording zouden moeten afleggen aan aandeelhouders of de eigen werknemers, maar dat ze ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Dat geldt voor bankiers, maar net zo goed voor bakkers: die zijn ervoor verantwoordelijk dat wij goed brood eten. Alle mensen opereren dus in een maatschappelijke context, dus gaat het om de vraag hoe we recht doen aan de stakeholder-verhoudingen. Ik voel veel voor een stelsel waarin medewerkers tevens mede-eigenaars zijn.’ Dus elke organisatie wordt een BV en elke medewerker wordt aandeelhouder? ‘Bij wijze van spreken. Over de precieze uitwerking zou je het dan nog moeten hebben, maar het gaat erom dat je als medewerker een bepaalde verantwoordelijkheid hebt en dat je niet alleen maar bezig bent geld te verdienen.’ Dan wordt de or-vergadering in feite een aandeelhoudersvergadering. ‘In feite wel. En dat praat heel anders. Natuurlijk moet er dan nog een heleboel worden geregeld over bevoegdheden. Je kunt niet op individueel niveau gaan bepalen welke richting je op wilt gaan, want dan ga je uiteindelijk nergens meer heen. Je moet dus nog wel bepaalde autoriteiten erkennen. Maar er moet wel betrokkenheid zijn.’ En die betrokkenheid moet tot uitdrukking komen in aandelenbezit? ‘Dat kan een manier zijn. Het gaat er in wezen om dat je samen met anderen de morele eigenaar van de organisatie bent – dat je dat zo voelt. Voor mij is het een serieuze vraag hoe je dit soort sociale verbanden in organisaties brengt. Je stuit al snel op het probleem dat die organisaties te groot zijn. Je moet in feite iedereen kennen om het gevoel voor de organisatie met elkaar te delen. Daar hoort bij dat je met z’n allen een bijdrage levert aan het grote geheel – dat we sociale wezens zijn met sociale doelen. Dat gaat rechtstreeks in tegen het moderne idee van het individu dat handelt in eigenbelang.’ Is daarvoor ook niet vereist dat we minder internationaal en meer nationaal gaan denken? Solidariteit kan immers niet eindeloos zijn. ‘Je kunt je dus afvragen hoe houdbaar de medezeggenschap is’ ‘Gemeenschapszin hoeft niet in tegenspraak te zijn met het idee dat we allemaal kosmopolieten zijn. Een mooi voorbeeld vind ik de bloemensector in het Westland. Die bestaat uit heel hechte gemeenschappen: die mensen voetballen met elkaar, gaan samen naar de kerk en zien elkaar op de veiling. Tegelijkertijd zijn ze over de hele wereld actief. Het is een hechte kern die diep geworteld is in een samenleving en die tegelijkertijd tot een heel grote dynamiek leidt. Dat soort verbanden dreigt in onze samenleving te ontrafelen.’ Bent u desondanks optimistisch over de toekomst? ‘In een bepaald opzicht wel. Mensen hebben de neiging om lineair te denken: het is nu erg, dus het wordt alleen maar nog erger. Maar mensen hebben het vermogen om te reageren en uit puinhopen iets nieuws te creëren. Er wordt vaak gezegd dat de crisis een kans is, en dat is natuurlijk ook zo. Maar dan moet wel het besef doorklinken dat het zo niet langer kan. We kunnen niet blijven vasthouden aan instellingen zoals ze op dit moment functioneren – inclusief de or’s – en we zullen dus naar nieuwe vormen moeten zoeken die meer recht doen aan wat we belangrijk vinden.’ OR informatie 1/2 | januari/februari 2010 ■ 27 Pagina 26

Pagina 28

Voor catalogussen, online lesmateriaal en spaarprogramma zie het Online Touch content management beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een web winkel in uw verenigingsbladen.

OR informatie, januari/februari 2010 Lees publicatie 12Home


You need flash player to view this online publication