I Leeftijdsgroep Huidige brutostaffel 65 jaar 20 t/m 24 jaar 6,1% 25 t/m 29 jaar 7,5% 30 t/m 34 jaar 9,1% 35 t/m 39 jaar 11,1% 40 t/m 44 jaar 13,5% 45 t/m 49 jaar 16,6% 50 t/m 54 jaar 20,5% 55 t/m 59 jaar 25,5% 60 t/m 64 jaar 32,1% 65 t/m 67 jaar % max. staffel 89% II Methode A: netto-staffel 67 jaar 4,7% 5,7% 6,9% 8,5% 10,3% 12,6% 15,5% 19,1% 23,9% 28,0% 89% + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten Tabel 2: De overstap van bruto- naar netto-staffels en naar de leeftijd van 67 In tabel 2 staat ter illustratie de netto-staffel op basis van beide methodes (zonder rekening te houden met het specifieke deelnemersbestand). Het voordeel van methode A (kolom II) is dat de omzetting eenvoudig is. Het nadeel is dat de netto-pensioeninleg van de werknemers lager wordt dan in de huidige brutostaffel het geval is. Wel is er sprake van langere pensioenopbouw (ook leeftijd 65 t/m 67 jaar). Deze methode levert de werkgever een lastenbesparing op. Methode B (kolom III) vergt kennis van onder andere de in het contract met de pensioen uitvoerder gehanteerde kosten, maar komt voor de werknemers beduidend gunstiger uit. Bij deze methode overstijgt de benodigde netto-staffel de maximaal mogelijke staffel (kolom IV) en zou – om volledige aanspraken/lastenneutraliteit te verkrijgen – ook een compensatie in de loonsfeer nodig en mogelijk zijn (kolom V). Tip 5: Onderzoek de gevolgen van de door de werkgever gekozen overstapmethode zorgvuldig! Accepteer de verhoging van de pensioenleeftijd niet zonder meer, maar onderhandel met de werkgever over een compensatie in de pensioenen/of loonsfeer. Natuurlijk zonder daarbij het bedrijfsbelang uit het oog te verliezen. Naast de aanpassing van de staffel (op basis van de praktische of zuivere methode) moet ook aandacht worden besteed aan de werknemersbijdrage. Bijvoorbeeld: is de werknemersbijdrage een percentage van de beschikbare premie, dan zou deze lager worden als wordt overgestapt naar de (lagere) netto-staffel. De werkgever zal in 28 ■ OR informatie 10 | oktober 2012 dat geval waarschijnlijk vragen om een werknemersbijdrage in de te betalen kosten. Tip 6: onderzoek de gevolgen voor de werknemersbijdrage. Wijzigingen in de kostenstructuur betekenen een voor- of nadeel voor de werkgever en/of de werknemers. Neem dit mee in het onderhandelingstraject met de werkgever. Tip 7: onderzoek de effecten als gevolg van een wijziging van de kostenstructuur. De or zal zich moeten beraden op compensatie De mogelijkheid om direct over te gaan naar de nieuwe 67 jaar-staffel kan beperkt worden door administratieve onmogelijkheden van de pensioenuitvoerder. Zij moeten de nieuwe staffels nog in hun producten opnemen. Dit zal naar verwachting pas in de loop van 2013 gebeuren. De or heeft meestal instemmingsrecht als de pensioenuitvoerder een verzekeraar of PPI is. Is de pensioenuitvoerder een ondernemingspensioenfonds, dan kan sprake zijn van een bovenwettelijk instemmingsrecht, geregeld in bijvoorbeeld de arbeidsvoorwaardengids of een convenant. Tip 8: onderzoek of er sprake is van een bovenwettelijk instemmingsrecht in geval van een ondernemingspensioenfonds. Neem het standpunt in dat de or zowel instemmingsrecht heeft over de pensioenregeling (de pensioenovereenkomst of het pensioenreglement) als het contract met de pensioenuitvoerder (de uitvoeringsovereenkomst). Let op: de instemming van de or @informatief www.orinformatie.nl komt veelal niet in de plaats van de instemming van een werknemer. De werkgever zal de werknemers dus separaat en individueel om instemming met een pensioenwijziging moeten vragen, ook als de wijziging voortvloeit uit de onderhavige wet. Maak hier met de werkgever procedure-afspraken over. Tip 9: neem in de or-instemmingsverlening ook de manier op waarop de werknemers om instemming wordt gevraagd. Tijdens het congres van OR informatie op 22 november behandel ik dit onderwerp tijdens een workshop Pensioen. Stel daar gerust je vragen. Corry van Herpen is directeur van PensioenPerspectief, consultancybureau voor actuariële, fiscale en civielrechtelijke pensioenvraagstukken. III Methode B: netto-staffel 67 jaar 5,4% 6,6% 8,0% 9,7% 11,9% 14,6% 17,8% 22,0% 27,5% 32,3% 103% + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten + kosten IV Maximum netto-staffel 67 jaar 5,3% 6,4% 7,8% 9,5% 11,6% 14,2% 17,4% 21,5% 26,8% 31,5% 100% V = III-/-IV Compensatie Methode B 0,1% 0,2% 0,2% 0,2% 0,3% 0,4% 0,4% 0,5% 0,7% Pagina 27

Pagina 29

Voor publicaties, online studiegidsen en clubmagazines zie het Online Touch content management beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een online winkel in uw reclamefolders.

OR informatie oktober 2012 Lees publicatie 29Home


You need flash player to view this online publication