e.nl Opzeggen arbeidsovereenkomst or-lid Een werkgever vraagt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met een voormalig or-lid op te mogen zeggen om de overeenkomst daarna via het UWV WERKbedrijf om bedrijfs economische redenen te kunnen beëindigen. Volgens de werkgever is de werknemer lid van de or geweest, die inmiddels is opgeheven. Omdat hij de arbeidsovereenkomst vervolgens via een procedure bij het UWV WERKbedrijf wil opzeggen op grond van bedrijfseconomische redenen, is daar toestemming van de kantonrechter voor nodig. Volgens de werknemer is de or echter niet opgeheven en moet de toestemming worden geweigerd, omdat er sprake is van een opzegverbod (art. 670, lid 4 BW). De werkgever beroept zich op een verslag van een overlegvergadering in 2009 waarin besloten werd de or op te heffen. Daaruit blijkt ook dat drie orleden voor opheffing waren en een tegen. Verder stelt de werkgever dat het or-lidmaatschap van de werknemer hoe dan ook eindigt in september 2010, omdat zijn zittingstermijn dan verstrijkt. De werknemer stelt dat de or nog bestaat omdat deze nooit is opgeheven, ook niet door de or zelf. Daarover zou nooit zijn gestemd. Kantonrechter De kantonrechter oordeelt dat in voldoende mate is komen vast te staan dat de or is blijven bestaan. Hij baseert zich onder meer op het verzoek dat de werkgever bij het UWV WERKbedrijf heeft ingediend, waarin expliciet staat dat de or nog formeel bestaat. Bovendien heeft de or-voorzitter in juni 2010 gereageerd op een brief van de werkgever. Als de or per 1 januari 2010 zou zijn opgeheven, dan zou er daarna geen reactie van een voorzitter kunnen komen. Tot slot blijkt niet uit het verslag dat er na een stemming besloten is de or op te heffen. Er is slechts gestemd over een plan de or op te heffen. Instemmen met dit plan betekent niet dat de or daadwerkelijk is opgeheven. Wat betreft het verstrijken van de zittingsperiode merkt de kantonrechter nog op dat dat gegeven niet relevant is. Het toestemmingsverzoek moet beoordeeld worden aan de hand van de actuele situatie en die is dat de werknemer nog gewoon or-lid is. Commentaar Een werkgever die een arbeidsovereenkomst van iemand wil opzeggen die or-lid is (geweest), moet eerst toestemming vragen aan de kantonrechter. Dit volgt uit art. 670a BW, waarin staat dat toestemming nodig is als de werknemer de afgelopen twee jaar or-lid is geweest. Daarna pas kan de procedure tot opzegging bij het UWV WERKbedrijf worden voortgezet. Deze twee procedures kosten veel tijd. Men kan er ook voor kiezen om direct ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen aan de kantonrechter. Er mag dan echter geen verband bestaan tussen het (gewezen) or-lidmaatschap en het ontslag. Als dat verband er wel is, moet de kantonrechter de ontbinding afwijzen. In de praktijk wordt bijna altijd direct ontbinding gevraagd. Deze werkgever had dat ook kunnen doen en daarbij moeten aantonen dat er geen verband is met het or-lidmaatschap. Omdat er een bedrijfseconomische grond is aangevoerd, is het aannemelijk dat die er niet is. Kantonrechter Enschede, 30 augustus 2010, JAR 2010/259 Inge Hofstee is partner bij Boontje Advocaten te Amsterdam bezwaren van de or tegen het besluit worden ook afgewezen. Hoewel niet helemaal conform de spelregels van het afspiegelingsbesluit wordt gehandeld, gaat de OK ervan uit dat het besluit rechtens uitvoerbaar zal zijn. Ook het feit dat na elke productie de dansers mogelijk niet meer beschikbaar zijn voor het IDT wordt niet als een onoverkomelijk bezwaar gezien, omdat de ondernemer aangeeft dat hij in ruim voldoende mate wordt benaderd door dansers die voor IDT willen werken. Ten aanzien van de sociale gevolgen oordeelt www.orinformatie.nl de OK dat het sociaal plan dat bij de mondelinge behandeling wel bekend was, niet als kennelijk onredelijk kan worden beschouwd gezien de zeer slechte situatie waarin IDT verkeert. De ondernemer heeft het alternatief van de or voldoende weerlegt. Commentaar Deze zaak heeft betrekking op een vergaand besluit: het veranderen van een onderneming met vast personeel in een die voor driekwart uit tijdelijk personeel gaat bestaan. De bezwaren van de or worden door de OK allemaal verworpen. Het feit dat het alternatief van de or niet haalbaar wordt geacht door de ondernemer en de OK speelt hierbij een belangrijke rol. De toetsing van het sociaal plan, zowel wat de gevolgde procedure betreft als de inhoud ervan, vindt op marginale wijze plaats. Hierdoor blijft het te veel gissen waarom de karige vergoeding, het niet bereiken van een akkoord met de vakbond en het niet voorhanden zijn van het (concept-)sociaal plan op moment van advisering door de or toch door beugel kunnen. De OK maakt zich hier wel erg makkelijk van af, juist nu deze uitspraak maar voor een deel in lijn is met eerdere rechtspraak. Ondernemingskamer, 9 november 2010, LJN: BO3380 Loe Sprengers is advocaat bij Advokatenkollektief Utrecht en hoogleraar Universiteit Leiden OR informatie 1/2 | januari/februari 2011 ■ 43 Pagina 42

Pagina 44

Interactieve digi relatiemagazine, deze reclamefolder of krant is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het naar een digitale publicatie omzetten van digitale presentaties.

OR informatie, januari/februari 2011 Lees publicatie 11Home


You need flash player to view this online publication