.nl Gedwongen vertrek door or-lidmaatschap? Een werkgever vraagt de rechter om toestemming de arbeidsovereenkomst van een werknemer (voormalig or-lid) op te zeggen. Die betwist het ontslag omdat het verband houdt met zijn voormalig lidmaatschap aan de ondernemingsraad. De werknemer is sinds 2005 in dienst bij de werkgever als huisschilder. In 2007 is een or ingesteld waarvan de werknemer voorzitter is geweest. Hij heeft die functie in maart 2008 opgegeven. In oktober 2008 heeft de werknemer ook zijn or-lidmaatschap opgegeven. De werkgever heeft op 30 november 2009 aan het UWV een ontslagvergunning gevraagd op bedrijfseconomische grond. Na verweer van de werknemer is de ontslagvergunning afgegeven. Omdat de werknemer korter dan 2 jaar geleden lid is geweest van de or, verzoekt de werkgever conform art. 7:670a BW toestemming aan de rechter voor het ontslag en heeft gesteld dat uit de UWVvergunning blijkt dat de opzegging geen verband houdt met het voormalig or-lidmaatschap. De werknemer heeft op zijn beurt gesteld dat de opzegging er wel degelijk verband mee houdt. Kantonrechter De rechter wijst er allereerst op dat de werkgever heeft gesteld dat de werknemer zijn voorzitterschap en later zijn or-lidmaatschap heeft opgegeven op aandringen van de overige orleden en op advies van zijn vakbondsvertegenwoordiger. De werkgever heeft betwist dat de werknemer dat heeft gedaan onder druk van de werkgever. De werknemer heeft echter met brieven aangetoond dat de directeur wel degelijk sterke druk heeft uitgeoefend. De kantonrechter stelt echter dat daar tegenover staat dat de ontslagaanvraag meer dan een jaar later is ingediend op bedrijfseconomische omstandigheden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het UWV deze grond na verweer van de werknemer heeft onderzocht en heeft geaccepteerd. De kantonrechter volgt het oordeel van het UWV, dat de werkgever kampt met een structurele werkvermindering. De bedrijfseconomische grond is de reële en werkelijke grond van de opzegging. Weliswaar heeft de werknemer het voorzitterschap en daarna het or-lidmaatschap moeten neerleggen mede als gevolg van sterke druk vanuit de werkgever, maar dat is niet de reden waarom de werkgever het dienstverband wil opzeggen. Commentaar Or-leden dienen hun werkzaamheden te verrichten zonder angst dat deze kunnen leiden tot een aantasting van hun rechtspositie. Belangrijk element in deze is dat het wettelijk is geregeld dat een werkgever niet zomaar een (oud) or-lid kan ontslaan. Indien een werkgever de arbeidsovereenkomst met een or-lid wenst te beëindigen zijn er extra drempels ingebouwd om ervoor te zorgen dat de werkgever niet zomaar werknemers die toevallig ook or-lid en hem in dat kader niet welgevallig zijn, kan ontslaan. In de wet is expliciet geregeld dat de kantonrechter de toestemming slechts verleent indien de werkgever aannemelijk heeft gemaakt dat de opzegging geen verband houdt met het or-lidmaatschap. In dit geval heeft de werkgever dit ook daadwerkelijk aannemelijk kunnen maken. De rechter hecht veel waarde aan het feit dat het UWV onderzoek heeft verricht naar de juistheid van de bedrijfseconomische ontslagreden. In deze zaak kon blijkbaar een goed onderscheid gemaakt worden tussen de fase van de spanningen en de fase waarin de bedrijfseconomische redenen een rol spelen. In veel gevallen zal een dergelijke afbakening minder eenvoudig aan te tonen zijn. Rechtbank Middelburg, 10 februari 2010 omstan digheden in redelijkheid van het voornemen kon terugkomen. Dit brengt mee dat Con nexxion/Novio bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit hebben kunnen komen. De onder nemers worden echter niet verplicht het besluit ongedaan te maken. De OK vindt het niet onaannemelijk dat de concessie, waar het besluit betrekking op heeft, niet aan Novio zou zijn gegund indien Novio het vervoer in het gebied geheel zelfstandig conform de afspraak en dus zonder onderaanneming zou hebben willen uitvoeren. www.orinformatie.nl Commentaar Als binnen een concern het moederbedrijf zich stelselmatig met de bedrijfsvoering van de dochter bemoeit, dan kan de ondernemingsraad van de dochter ook het moederbedrijf in een procedure aanspreken als medeondernemer. In deze beschikking zijn omstandigheden aangegeven wanneer er van mede-ondernemerschap sprake kan zijn. Wat verder opvalt is dat de Ondernemingskamer niet zelf heeft getoetst of er sprake is geweest van nieuwe omstandigheden die maken dat de ondernemer niet meer aan de in het verleden gemaakte afspraken is gehouden, hoewel het gaat om een besluit dat afwijkt van de in het verleden gemaakte afspraken. De Ondernemingskamer vindt dat de ondernemer nog meer aan de ondernemingsraad had moeten duidelijk maken waarom er sprake zou zijn van nieuwe omstandigheden. In dat licht mocht het besluit zo niet genomen worden. Maar de Ondernemingskamer laat de uitvoering van het besluit echter in stand. Daarmee geeft de rechtsinstantie indirect aan dat de afspraken uit verleden blijkbaar niet zo zwaar wegen dat ze ook feitelijk moeten worden nagekomen. OK Hof Amsterdam, 29 maart 2010 Loe Sprengers is advocaat bij het Advokatenkollektief en hoogleraar aan de Universiteit Leiden OR informatie 6 | juni 2010 ■ 47 Pagina 46

Pagina 48

Scoor meer met een e-commerce shop in uw folders. Velen gingen u voor en publiceerden vaktijdschriften online.

OR informatie, juni 2010 Lees publicatie 16Home


You need flash player to view this online publication