.nl Verhoogde bescherming voor or-lid? Commentaar Veel nationale wetgeving is tegenwoordig gebaseerd op Europese Richtlijnen. In deze zaak vraagt een Deense rechter uitleg over de toepassing van een Richtlijn over de informatie en raadpleging van werknemers. De werkgever heeft een lid van de ondernemingsraad ontslag aangezegd in verband met een reorganisatie. De werknemer betwist de reden van het ontslag en de vakbond vordert namens hem schadevergoeding omdat hij onder andere als werknemersvertegenwoordiger een bijzondere bescherming had moeten krijgen tegen het ontslag. De werk gever protesteerde hiertegen. De Deense rechter stelt het Europese Hof van Justitie vragen over de uitleg van Richtlijn 2002/14, waarin onder meer het recht op informatie en de raadpleging van werknemers aan de orde komt. Ook wil de Deense rechter weten of de Richtlijn vereist dat aan werknemersver tegenwoordigers een verhoogde bescherming tegen ontslag wordt verleend. Vooral dit laatste punt is interessant. Uitspraak Het Europese hof overweegt dat lidstaten – waaronder ook Neder land – erop moeten toezien dat werknemersvertegenwoordigers voldoende bescherming genieten om hun taken naar behoren te kunnen vervullen. Verder moeten de werknemersvertegenwoordigers in een gerechtelijke procedure kunnen toetsen of de beslissing om hen te ontslaan niet is ingegeven door hun taken, bijvoorbeeld als or-lid. Zolang de wetgeving van de EUlidstaten hieraan voldoet, hoeven de landen geen verhoogde ontslagbescherming aan werknemersvertegenwoordigers te ge ven. De Nederlandse wet hoefde naar aanleiding van de implementatie van de Richtlijn niet op het punt van de ontslagbescherming te worden aangepast. Ook de uitspraak van het hof laat zien dat onze wetgeving nog volstaat en dus niet nader hoeft te worden aangepast. Art. 7:670 Burgerlijk Wetboek kent een ontslagverbod voor or-leden. Dit houdt in dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet kan opzeggen met onder andere or-leden, cor-leden, een groepsondernemingsraad, een vaste commissie of onderdeelcommissie of personeelsvertegenwoordiging. Als de werkgever ten onrechte tot opzegging overgaat, kan het or-lid een beroep doen op de vernietigbaarheid van het ontslag en proberen het ontslag ongedaan te maken. De termijn om een beroep te doen op de vernietigbaarheid is twee maanden. De vordering tot doorbetaling van loon moet binnen zes maanden na het ontslag worden ingesteld. Een werkgever mag wel tot ontslag overgegaan als de reden voor het ontslag niet samenhangt met het werk als or-lid. In het geval van een reorganisatie mag dus tot ontslag van or-leden worden overgegaan. Uiteraard moet de werkgever wel aantonen dat er een goede reden voor de reorganisatie aanwezig is en dat alle wettelijke regels in acht zijn genomen, zoals in Nederland het afspiegelingsbeginsel. Als vervolgens een or-lid voor ontslag in aanmerking komt, dan kan hij in dat geval geen beroep doen op ontslagbescherming. Hof van Justitie EG, 11 februari 2010 Inge Hofstee is advocaat bij Höcker advocaten te Amsterdam lijk dat dit de bestuurbaarheid en de bedrijfsvoering van de onderneming kan schaden. Omdat de klachten tegen de (voorzitter van de) RvT binnen de onderneming zo breed ge dragen worden en ook terecht lijken, is er twijfel of er een juist beleid is gevoerd. Verder bestaat er twijfel over de vraag of de voorzitter in voldoende mate in staat kan zijn rust en herstel van vertrouwen te bewerk stelligen. De wijze waarop gehandeld is na het vertrek van de RvT-leden heeft eerder escalerend gewerkt dan dat het heeft bijgedragen aan herstel van de goede verwww.orinformatie.nl houdingen. De OK gelast een onderzoek naar de gang van zaken binnen Sherpa, schorst de voorzitter van de RvT en benoemt zelf een nieuwe. Commentaar Op grond van de wet heeft een or geen enquêterecht, maar een cliëntenraad wel. Deze procedure laat zien dat beide medezeggenschapsorganen elkaar kunnen ondersteunen in een juridische procedure. De or ondersteunde de kritiek van de cliëntenraad door zelf als belanghebbende op te treden. De wetgeving maakt het mogelijk dat belanghebbenden in een enquêteprocedure zelfstandig hun standpunt kenbaar maken. De or is een zo’n belanghebbende. Deze mogelijkheid bestaat ook in andere enquêteprocedures, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een geschil tussen aandeelhouders onderling of aandeelhouders en het bestuur van de vennootschap. Or’s maken niet vaak gebruik van deze bevoegdheid. Maar als zij dat doen, wordt hun opvatting meegenomen bij de beoordeling. Dit is een goede manier om aan de rechter duidelijk te maken hoe de vertegenwoordiging van het personeel denkt over het conflict dat aan hem wordt voorgelegd. Ondernemingskamer, 20 mei 2010 ARO 2010/90 Loe Sprengers is advocaat bij het Advokatenkollektief en hoogleraar aan de Universiteit Leiden OR informatie 09 | september 2010 ■ 39 Pagina 38

Pagina 40

Voor maandbladen, online whitepapers en kranten zie het Online Touch online publisher CMS systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw verenigingsbladen.

OR informatie, september 2010 Lees publicatie 18Home


You need flash player to view this online publication