e.nl Rol or bij beëindiging beloningssysteem Een werkgever introduceert in 2007 een bonussysteem. Na anderhalf jaar maakt de werkgever bekend het systeem te beëindigen. De or vraagt de kantonrechter het besluit nietig te verklaren, omdat geen instemming is gevraagd of verleend. De werkgever stelt zich op het standpunt dat de or niet ontvankelijk is in zijn verzoek omdat hij niet meer bestaat en dat het besluit niet instemmingsplichtig is omdat het een primaire arbeidsvoorwaarde is. Bovendien heeft de or ook niet om instemming gevraagd bij de instelling van het bonussysteem. De kantonrechter verklaart de or wel ontvankelijk. Hij is weliswaar opgehouden te bestaan omdat de verkiezingstermijn is verstreken en het aantal werknemers onder de vijftig is gedaald. echter, omdat hij nog wel bestond toen het verzoek bij de bedrijfscommissie werd ingediend, is de or bevoegd de zaak aan de kantonrechter voor te leggen. Bovendien hebben de werknemers een belang omdat de beëindiging van het bonussysteem hun rechtspositie raakt. Het besluit heeft volgens de rechter alleen betrekking op het intrekken van een variabele beloning die beoogde de arbeidsinzet van werknemers te vergroten. Dit valt aan te merken als een primaire arbeidsvoorwaarde. Daarom hoefde de or niet om instemming te worden gevraagd. Commentaar Dat de or ontvankelijk is verklaard, is zonder meer juist. Het zou het belang van de medezeggenschap schaden als de procesbevoegdheid zou vervallen op het moment dat de or een procedure is gestart maar vervolgens op grond van de WOR is opgehouden te bestaan. De kantonrechter gaat terecht niet in op het verweer van de werkgever dat het besluit niet hoeft te worden voorgelegd omdat de or ook geen instemming heeft gevraagd bij de vaststelling van het bonussysteem. Dat een or in een eerder stadium geen beroep heeft gedaan op art. 27 betekent niet dat hij daarmee zijn rechten in een later stadium heeft prijsgegeven. De kantonrechter oordeelt verder dat een bonussysteem betrekking heeft op variabele beloning en daarmee aan te merken is als een vorm van primaire beloning. Vervolgens concludeert hij dat daarom geen instemming hoeft worden gevraagd. Mix van criteria Op zich is het oordeel dat de or niet over primaire beloning gaat juist. Dat is voorbehouden aan de vakbonden of de individuele werknemer. Uit de rechtspraak volgt echter wel dat een bonusregeling in de regel valt aan te merken als een vorm van een beloningssysteem en dat een besluit tot wijziging dus moet worden voorgelegd aan de or. echter, ook uit deze uitspraak volgt impliciet dat alleen als de systematiek wijzigt het besluit tot wijziging moet worden voorgelegd. Nu het hier om een algehele beëindiging gaat en de regeling ziet op primaire beloning, heeft de or volgens de kantonrechter geen instemmingsrecht. Het lijkt er steeds meer op dat de or slechts instemming heeft bij besluiten tot wijziging van de mix van criteria in bonusregelingen en nooit bij vaststelling of beëindiging daarvan. Het is de vraag of dit de bedoeling is van de wetgever. Kantonrechter Amsterdam, 27 april 2010, JAR 2010/204 Inge Hofstee is advocaat bij Höcker advocaten te Amsterdam en omstandigheden aangevoerd of gebleken die de vrees wettigen dat werknemers die essentieel zijn voor een goede gang van zaken, haar de rug toekeren. Ook is onvoldoende concreet toegelicht dat onrust onder het personeel is ontstaan in die mate dat gegronde twijfel aan een juist beleid gerechtvaardigd is. De enkele omstandigheid dat een pvt een enquêteverzoek bij de ondernemingskamer indient is daarvoor onvoldoende. De rechter neemt daarbij mede in aanmerking dat de pvt is ingesteld toen het conflict al tot een uitbarsting was gekomen en dat www.orinformatie.nl slechts een klein gedeelte van het personeel op de uitnodiging voor de bijeenkomst is ingegaan en de pvt-leden heeft verkozen. Al met al heeft de pvt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zich zodanige omstandigheden hebben voorgedaan dat dit gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid oplevert. Commentaar Dit is de zesde beschikking in een enquêteprocedure die door een or of pvt is gestart. In alle gevallen is deze extra bevoegdheid toegekend door de bestuurder op het moment dat er een conflict was ontstaan, waarbij hij ontslagen dreigde te worden. Dit is de eerste keer dat de rechter het verzoek afwijst. In eerdere zaken waren de partijen het er mee eens dat de rechter een oplossing in de ontstane patstelling moest creëren. Daar was in deze zaak geen sprake van. De onderneming was niet stuurloos. Er was alleen een wisseling van de wacht doorgevoerd aan de top. Wil een pvt in een dergelijke situatie succes hebben met een enquêteverzoek, dan moet zij aannemelijk maken dat het belang van de onderneming vergt dat er wordt ingegrepen. Dat belang is niet gelijk aan het belang van de bestuurder die ontslagen dreigt te worden. OK 15 april 2010, ARO 2010/84 Loe Sprengers is advocaat bij het Advokatenkollektief en hoogleraar aan de Universiteit Leiden OR informatie 11 | november 2010 ■ 55 Pagina 54

Pagina 56

Interactieve digitale boek, deze verenigingsblad of studiegids is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het digitaal op uw website plaatsen van web uitgaven.

OR informatie, november 2010 Lees publicatie 20Home


You need flash player to view this online publication