Interview OK-voorzitter Peter Ingelse over medezeggenschapsrecht ‘Gebruik altijd je gezonde Sinds ruim twee jaar is Peter Ingelse voorzitter van de Ondernemingskamer, het rechtscollege waar ondernemingsraden terecht kunnen als ze zich in hun medezeggenschapsrechten aangetast voelen. Ingelse raadt zowel ondernemers als or’s aan om in adviestrajecten de dialoog te zoeken en zich redelijk op te stellen. ‘Eigenlijk is het criterium: kun je dit maken?’ Door Take Ligteringen aarlijks melden tientallen ondernemingsraden zich bij de Ondernemingskamer (OK) van het Amsterdamse gerechtshof omdat ze het oneens zijn met een besluit van de ondernemer of met de manier waarop dat besluit tot stand is gekomen. De OK neemt de gevolgde procedure onder de loep en beoordeelt op basis daarvan of de ondernemer het gewraakte besluit ‘in redelijkheid’ heeft kunnen nemen. Is dat niet het geval, dan moet de ondernemer het beslu it op last van de rechters herroepen. De Ondernemingskamer opereert in wisselende samenstelling. Per dossier worden drie van de zeven OK-raadsheren aangewezen (juristen), en twee van de dertien speciaal voor de OK benoemde raden (juridische leken met specifieke deskundigheid, zoals accountants). J Rechtseenheid Peter Ingelse maakte in de jaren negentig ruim vier jaar deel uit van de Ondernemingskamer. Sinds ruim twee jaar is hij voorzitter. In die tijd is het aantal rechters bij de OK verdubbeld (van drie naar zeven, bijna 5 fte) maar volgens Ingelse maakt die kwantitatieve uitbreiding weinig uit voor de manier waarop de OK functioneert en voor de wijze waarop hijzelf het voorzitterschap invult. Significante verschillen tussen zichzelf en zijn voorganger, Huub Willems, ziet hij dan ook niet. ‘We oefenen allebei het rechtersvak uit. Wel zijn er heel veel nieuwe 20 OR informatie 1/2 | februari 2012 ‘Dat soort procedurele zaken, daar word je op afgerekend’ ontwikkelingen, en dat is ook het aardige aan deze functie. Het komt vaak voor dat we moeten beslissen over een zaak waar je puur juridisch op heel verschillende manieren tegenaan kunt kijken. Daar debatteren we dan over. Het is echt aan de orde van de dag, in grote zaken maar ook in heel kleine.’ De voorzitter erkent dat de samenstelling waarin de raadsheren en raden opereren, directe gevolgen kan hebben voor de manier waarop een zaak uitpakt. ‘Ik heb eens uitgerekend dat er ongeveer 1300 verschillende samenstellingen van de Ondernemingskamer mogelijk zijn’, aldus Ingelse. ‘Dat betekent in theorie dat je ook ongeveer 1300 verschillende uitspraken kunt krijgen, maar zo werkt het natuurlijk niet. Naarmate er meer mensen bij de Ondernemingskamer betrokken zijn, doen wij beter ons best om op elkaar te letten. We overleggen regelmatig, en op die manier proberen we de rechtseenheid te bewaken. Als er een uitspraak komt waarvan we weten dat we ons daar allemaal aan moeten committeren, houden we voeling met de anderen. Uiteindelijk is het in elke zaak aan de drie raadsheren en de twee raden om een oordeel te vellen. Het is dus denkbaar dat je, afhankelijk van de samenstelling, verschillende uitspraken krijgt. Maar dat is overal zo; het is eigen aan rechtspraak. Hier bij de Ondernemingskamer valt het meer op omdat we zo klein zijn, terwijl we juist daardoor de rechtseenheid beter kunnen bewaken dan een grote rechtbank of een groot gerechtshof. Net als ieder ander rechterlijk college bouwen we voort op de wet, maar ook op de jurisprudentie – en onze eigen uitspraken maken daar deel van uit. We willen natuurlijk graag een soort consistentie in het denken hebben, en we willen rechtszekerheid bieden. Het is dus niet zo dat er nieuwe regels gaan gelden als er een nieuwe samenstelling komt of als er een nieuwe voorzitter aantreedt. Integendeel: het maakt niet uit wie er beslist heeft, in beginsel bouw je voort op eerder genomen beslissingen. Als je één keer zegt dat het de ondernemer is die de zorgplicht heeft voor een goede gang van zaken in de medezeggenschap, kun je niet de volgende keer in eenzelfde situatie zeggen dat de ondernemingsraad maar beter had moeten opletten. Het komt bijvoorbeeld regelmatig voor dat een or te laat reageert, maar je ziet dan heel vaak een discussie ontstaan over de vraag of de termijn wel redelijk was. Als dat zo is en je bent te laat, dan valt er in beginsel niks meer aan te doen. Maar dan nog zou ik zeggen dat je als ondernemer rekening moet houden met wat er in het adviestraject tot op dat moment is gebeurd. Laat ik het voorzichtig formuleren: als je als ondernemingsraad te laat bent met je advies omdat je een termijn hebt laten verlopen, maar er is in overlegvergaderingen of een voorlopige standpuntbepaling al het nodige gezegd, dan zou ik menen dat je daar als ondernemer niet zomaar aan voorbij moet gaan en is het verdedigbaar dat je daar onder omstandigheden ook niet aan voorbij mág gaan. Waar het om gaat is het gezonde verstand: je doet er verstandig aan om in elk geval rekening te houden met de bezwaren die je al kent en daarop te reageren in je definitieve besluit. En voor een or is het bijvoorbeeld soms verstandig om vragen van tevoren aan te kondigen, als het anders moeilijk wordt om binnen de gestelde termijn te reageren. Ook tegen ondernemingsraden zeg ik dus: gebruik altijd je gezonde verstand. Wat is redelijk? Wat kan ik van mezelf verwachten en wat kan ik van de ondernemer verwachten?’ Procedure en inhoud De WOR-zaken maken zo’n 20 tot 25 procent uit van het totaal aantal dossiers dat Ingelse en zijn collega’s op jaarbasis behan@informatief www.orinformatie.nl Pagina 19
Pagina 21Heeft u een cursus, issuu of web lesboeken? Gebruik Online Touch: club blad digitaal bladerbaar publiceren.
OR informatie, januari/februari 2012 Lees publicatie 22Home