Gabi geeft antwoord Advocaat Gabi Stouthart geeft antwoord op vragen op het gebied van medezeggenschap die ze in de praktijk tegenkomt. Gabi Stouthart is advocaat bij het Advokatenkollektief Utrecht Zomaar een andere bestuurder Wij zijn een or van een dienstonderdeel van een ministerie. Een tijd geleden heeft de centrale leiding van het ministerie besloten dat er een nieuw gebouw komt, waarin bepaalde dienstonderdelen bij elkaar zullen worden gehuisvest. In dit gebouw zal onder meer de facilitaire dienstverlening gemeenschappelijk worden geregeld. Voorts is het idee om de overige gebouwgebonden dienstverlening centraal in te vullen. Inmiddels is er een overlegplatform ingericht om een en ander goed te kunnen regelen en communiceren. De centrale leiding van ons ministerie heeft aan onze or gemeld dat onze eigen bestuurder ten aanzien van de hierboven genoemde onderwerpen geen bevoegdheid meer zal hebben. Beoogd wordt dat alle besluitvorming rond de generieke, gebouwgebonden en overige gemeenschappelijke facilitaire dienstverlening in de nieuwbouw, inclusief de personele en fi nanciële consequenties hiervan, centraal zal worden ingevuld. Het mandaat van onze bestuurder wordt omtrent die onderwerpen ingetrokken. Kan dit zomaar? En wat kunnen wij hiertegen ondernemen? Allereerst het volgende. Op grond van artikel 30 van de WOR is de ondernemer verplicht de or in de gelegenheid te stellen advies uit te brengen met betrekking tot elk voorgenomen besluit tot benoeming of ontslag van de bestuurder van de onderneming. Belangrijk is dat – anders dan bij artikel 25 WOR-adviezen – de or bij een artikel 30-advies niet in beroep kan bij de Ondernemingskamer. De or heeft derhalve veel beperktere procesmogelijkheden. In geval van artikel 30 WOR dient er wel sprake te zijn van onvrijwillig ontslag van de bestuurder van de or. Het is niet duidelijk of daarvan in jullie geval inderdaad sprake is. Wat ik waarschijnlijker acht is dat er met de beslissing vanuit de centrale leiding van het ministerie een verandering optreedt in de omvang en bevoegdheden van jullie directeur en bestuurder. Het kan namelijk zo zijn dat met het besluit tot het intrekken van het mandaat van jullie bestuurder eveneens een ‘belangrijke wijziging in de organisatie dan wel in de verdeling van de bevoegdheden binnen de onderneming’ wordt beoogd dan wel ontstaat. Zo’n wijziging kan tot gevolg hebben dat de bevoegden worden uitgebreid, dan wel beperkt. Van dat laatste lijkt in jullie geval sprake te zijn. Op grond van artikel 25 lid sub e van de WOR heeft de or adviesrecht in een dergelijk geval, mits de wijziging belangrijk is. Bij de vraag of een wijziging als belangrijk is te duiden, is het van belang het besluit te relateren aan de onderneming waarin het www.orinformatie.nl @informatief speelt. Voorts kunnen de gevolgen voor het personeel een besluit belangrijk maken. Het is bovendien altijd zaak om bij het beoordelen of een wijziging belangrijk is, de verschillende factoren in onderling verband te bekijken. Er is een uitspraak van de Ondernemingskamer waarin een vergelijkbare kwestie speelde als nu bij jullie. In die zaak had de or beroep ingesteld tegen het besluit van het Rijk tot intrekking van het organisatie- en formatiemandaat van de directeur van een dienstonderdeel van een ministerie. De achterliggende gedachte van het Rijk was: centraliseren. Volgens het Rijk ging het niet om een belangrijke wijziging, volgens de or wel. De Ondernemingskamer oordeelde dat de wijziging wel ‘belangrijk’ (als bedoeld in artikel 25 lid 1 WOR) was omdat belangrijke beslissingsbevoegdheden die op lokaal niveau werden uitgeoefend door de intrekking van het mandaat gecentraliseerd werden. De Ondernemingskamer achtte het besluit uiteindelijk kennelijk onredelijk. Van een wijziging als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub e van de WOR kan ook sprake zijn als, met behoud van de formele structuur, door een besluit wijziging optreedt in de wijze waarop aan die structuur nader vorm wordt gegeven of binnen de structuur functies worden toebedeeld. Dit kan met name zo zijn indien de wijziging praktisch gezien gevolgen zal hebben voor de wijze waarop bevoegdheden binnen de onderneming worden uitgeoefend. Dit laatste was het geval in een zaak van de Ondernemingskamer waar een aantal gevangenisdirecteuren andere taken en bevoegdheden kreeg toegekend. De directeuren kregen feitelijk te maken met een belangrijke toename van verantwoordelijkheden, zonder dat dit formeel in een besluit was vastgelegd. Het ministerie beschouwde het niet als een adviesplichtig besluit. De bestuurder stelde dat het niet meer inhield dan een beroep op de directeuren om mee te werken aan een transformatieproces, en vond dat er geen sprake was een formele wijziging. De gor stelde zich op het stadpunt dat het besluit een belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming dan wel in de verdeling van de bevoegdheden binnen de onderneming betrof. De Ondernemingskamer deelde dit standpunt en oordeelde dat de wijziging moet worden aangemerkt als een adviesplichtig besluit. Om terug te komen op jullie vraag: bekijk goed in hoeverre het intrekken van het mandaat kan leiden tot een besluit als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub e van de WOR. Indien jullie van oordeel zijn dat dat zo is, raad ik jullie aan het adviesrecht daarover te claimen. OR informatie 1/2 | februari 2012  19 Pagina 18

Pagina 20

Voor magazines, online onderzoeksrapporten en gidsen zie het Online Touch content management beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw vaktijdschriften.

OR informatie, januari/februari 2012 Lees publicatie 22Home


You need flash player to view this online publication