formatie verschaft of te laat is waardoor de or voor een voldongen feit wordt gesteld, of als de ondernemer zijn beleidsvoornemens onvoldoende motiveert – al dat soort procedurele zaken, daar word je op afgerekend.’ Toch bestrijdt Ingelse dat or’s niet over de inhoud zouden moeten klagen. ‘Vaak geven zulke inhoudelijke klachten extra gewicht aan bijvoorbeeld het gebrek aan informatieverschaffing of het gebrek aan motivering.’ Ook acht hij WOR-zaken die hoofdzakelijk over de inhoud gaan, niet bij voorbaat kansloos. ‘We hebben vrij onlangs nog een intrekkingsbevel gegeven voor een besluit dat inhoudelijk niet klopte. Het ging om de indexering van pensioenen. We hadden daar weliswaar te maken met een deelnemersraad in plaats van een ondernemingsraad, maar de criteria om tot een beslissing te komen zijn in beide gevallen gelijk. Het ging hier om een bepaling uit het pensioenreglement om te besluiten of er al dan niet indexering moest plaatsvinden. Die bepaling was naar onze mening onjuist toegepast, en we oordeelden dat het niet mogelijk was om op de gevolgde wijze tot afwijzing van de indexering te komen. We zeiden dus niet dat die afwijzing niet mocht doorgaan, we zeiden alleen dat het specifieke besluit niet mocht worden genomen. Dat is een voorbeeld van een inhoudelijke beslissing.’ www.orinformatie.nl @informatief Tekort gedaan In de meeste WOR-zaken draait het om twee vragen: heeft de ondernemer zich in het medezeggenschapsproces gedragen zoals van hem mocht worden verwacht en – deels in het verlengde daarvan – heeft hij in redelijkheid tot het genomen besluit kunnen komen? Hoewel het wellicht logisch lijkt dat een juiste opstelling in het adviestraject automatisch tot een in redelijkheid genomen besluit leidt, ligt het volgens Ingelse wat genuanceerder. ‘Het is bijvoorbeeld denkbaar dat de ondernemer een fusieproces in gaat zonder dat er een sociaal plan is. Zoiets kun je niet maken. En eigenlijk is dat, in gewoon Hollands, voor ons het criterium: kun je dit maken?’ Het is diezelfde vraag die bepalend is voor de afweging van een or om al dan niet een procedure bij de OK aan te spannen, zo denkt Ingelse. ‘Wanneer ga je naar de rechter? Dat doe je als je vindt dat je ernstig tekort gedaan bent. Als een ondernemer een koers vaart die ik misschien niet verstandig vind maar waarvan ik niet kan zeggen dat hij het niet kan maken, dan is dat all in the game. Natuurlijk is dat makkelijk gezegd, en ik begrijp heel goed dat het op individueel niveau anders ligt. Als jij je baan verliest vanwege een fusie of overname, is dat heel erg beroerd. Maar het is ook iets dat soms verbonden is aan het werken voor een onderneming. Ik denk dat als het medezeggenschapsproces goed verloopt en er op elk punt goed naar je wordt geluisterd, je je veel minder snel tekort gedaan zult voelen – zelfs al word je ontslagen. Als de ondernemer daarop anticipeert door zelf goed te luisteren wat er wordt gezegd en die geluiden te verwerken in de besluitvorming, zullen mensen zich minder snel tekort gedaan voelen. Dat is een heel belangrijke taak voor beide partijen. Ik zeg vaak tegen ondernemers: ga dat proces met de medezeggenschap loyaal in, want het enige risico dat je loopt is dat je het uiteindelijk met de or eens bent. Dan is er dus niks aan de hand. Voor de ondernemingsraad geldt: wees scherp op je medezeggenschapsrechten. De ondernemer heeft natuurlijk zorgplicht, maar als or kun je ook heel veel doen door de goede vragen te stellen en door belangrijke informatie op te vragen. Dat is trouwens een belangrijk punt dat vaak wordt vergeten: het is de ondernemingsraad die bepaalt welke informatie er van belang is. Dat betekent natuurlijk niet dat je dan maar een stortvloed aan informatieverzoeken moet indienen. Maar als je de juiste informatie opvraagt, je krijgt een goede reactie en je blijft goed met elkaar in overleg, zul je je minder snel tekort gedaan voelen. En mocht het een keer echt fout gaan, dan kom je bij ons.’ Mes op tafel Het is echter lang niet zeker dat een or die zich bij de Ondernemingskamer meldt, met Ingelse persoonlijk te maken krijgt. ‘Als u mij vraagt of het klopt dat ik zelf weinig WOR-zaken doe, is mijn antwoord: nee’, aldus de OK-voorzitter. ‘Als het soms zo uitpakt, is dat toeval. Over een paar dagen zou ik er eentje behandelen, maar die is ingetrokken. Het is dus geen bewuste keuze. Ik ben lang advocaat geweest, en in die tijd heb ik vrij veel WOR-zaken behandeld. Toen was er trouwens ook altijd een discussie tussen de or die in beroep wilde en de ondernemer die vond dat de or het mes op tafel legde. Maar je hebt als ondernemingsraad nu eenmaal geen keus: voordat de termijn verstrijkt moet je in beroep en anders moet je het vergeten. Tegelijkertijd forceert die termijn vaak overleg. Dat vinden wij bij de Ondernemingskamer natuurlijk prima.’ OR informatie 1/2 | februari 2012  23 Pagina 22

Pagina 24

Voor presentaties, online onderwijsmagazines en jaarverslagen zie het Online Touch content management system systeem. Met de mogelijkheid voor een e-commerce shop in uw magazines.

OR informatie, januari/februari 2012 Lees publicatie 22Home


You need flash player to view this online publication