Jurisprudentie Op welke datum ging urenuitbreiding in? De Hoge Raad laat zich in onderstaande zaak voor het eerst uit over de vraag of een verzoek op grond van 7:610b BW ook kan worden toegewezen met ingang van een datum die vóór de datum van de indiening van dat verzoek ligt. Als een werknemer feitelijk meer uren werkt dan oorspronkelijk is overeengekomen, biedt art. 7:610b BW houvast. Dit artikel bepaalt namelijk dat in zo’n geval wordt vermoed dat de bedongen arbeid een omvang heeft gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Feiten Een werkneemster, een postbezorgster, is sinds 4 september 2006 in dienst bij een werkgever en vanaf 1 oktober 2008 werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 11 maart 2009 heeft de werkgever een nieuwe arbeidsovereenkomst ter ondertekening aan de werkneemster gezonden, waarin een arbeidsomvang van gemiddeld 18 uur per week is vermeld. De werkneemster heeft deze ondertekend, maar op 1 juli 2009 laat zij de werkgever weten dat zij in 2008 in werkelijkheid gemiddeld meer uren per week werkte dan 18. Zij verzoekt dan ook om aanpassing van de arbeidsovereenkomst. De werkgever geeft hier geen gevolg aan. De werkneemster stapt vervolgens naar de kantonrechter voor een verklaring voor recht dat zij vanaf 1 oktober 2008 in vaste dienst is voor gemiddeld 23 uur per week. De kantonrechter wijst de vordering af, waarna de werkneemster hoger beroep instelt. Het hof oordeelt dat de werkneemster vanaf 1 juli 2009 in dienst is voor gemiddeld 21 uur per week. Aangezien zij namelijk per 1 juli 2009 voor het eerst heeft verzocht om urenuitbreiding op grond van art. 7:610b BW, is haar verzoek pas met ingang van die datum toewijsbaar. De werkneemster is het hier niet mee eens en gaat in cassatie. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad overweegt dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Noch de tekst van de wet, noch de totstandkomingsgeschiedenis biedt namelijk steun voor de beperkte uitleg van het hof. De enkele omstandigheid dat de werkneemster haar verzoek ‘pas’ op 1 juli 2009 voor het eerst heeft gedaan kan zonder motivering niet meebrengen dat het verzoek pas vanaf die datum kan worden toegewezen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst de zaak naar een ander hof. Dit hof zal nog moeten beoordelen welke arbeidsomvang voor de periode van 1 oktober 2008 tot en met 1 juli 2009 precies geldt. Conclusie De Hoge Raad heeft hierbij voor het eerst aangegeven dat een verzoek tot vaststelling van het aantal werkuren aan de hand van het rechtsvermoeden van art. Uitblijven advies or aangerekend Een ondernemingsraad ziet geen kans om een advies te geven op de afgesproken datum wegens onderbezetting. De ondernemer neemt uiteindelijk een besluit. De or gaat in beroep. Op 2 september 2011 vraagt een ondernemer aan de ondernemingsraad advies over een reorganisatieplan. Hij heeft voorgesteld om daar op 26 september 2011 overleg over te voeren, waarna de or zou kunnen advise36 ■ OR informatie 7 | juli 2012 ren. Het tijdstip van overleg en advies wordt nog een aantal maal uitgesteld, uiteindelijk tot 8 november. Op dat moment heeft de ondernemer geen vragen van de or ontvangen en ook geen advies. Hij wacht niet langer en neemt het besluit. De ondernemingsraad gaat in beroep. Ondernemingskamer De Ondernemingskamer wijst het argument van de or af, dat hij onderbezet was en daardoor nog geen advies kon uitbrengen. Vast staat dat de ondernemingsraad deskundige ondersteuning genoot en niet is gebleken dat de onderbezetting de ondernemer moet worden aangerekend. Omdat de ondernemingsraad nooit concreet heeft aangegeven Chris Nekeman is advocaat bij Kennedy Van der Laan te Amsterdam. 7:610b BW ook kan worden toegewezen met ingang van een datum vóór die van de indiening van dat verzoek. In theorie kan een werknemer dus lang wachten met het verzoek tot aanpassing van de arbeidsomvang. Overigens is de werkneemster in dit geval niet veel beter geworden van de urenuitbreiding vóór 1 juli 2009. De loonvordering die zij over die periode had ingesteld is namelijk door het hof afgewezen en de Hoge Raad heeft het cassatiemiddel hiertegen verworpen. Ook bleek dat haar overuren over die periode inmiddels al waren uitbetaald. Hoge Raad, 27 april 2012 welke informatie hij nodig had, kan de ondernemer niet verweten worden dat hij onvoldoende informatie heeft verstrekt. Evenmin is er sprake van een onredelijke termijn. Nadat de ondernemingsraad heeft laten weten dat hij niet rond 26 september kon adviseren, heeft de ondernemer uitstel verleend tot 17 oktober 2011. Daarna heeft de ondernemingsraad aangekondigd het voorgenomen besluit te bespreken tijdens een studiemiddag en als adviesdatum 31 oktober 2011 genoemd. Op die dag is geen advies uitgebracht, maar heeft een overlegvergadering plaatsgevonden @informatief www.orinformatie.nl Pagina 35

Pagina 37

Scoor meer met een webshop in uw publicaties. Velen gingen u voor en publiceerden magazines online.

OR informatie juli 2012 Lees publicatie 27Home


You need flash player to view this online publication