Verslaving en abstinentie Door Elske ter Veld T waalf procent van de werknemers is workaholic. Dat schijnt een probleem te zijn waar congressen over moeten worden georganiseerd. Toen ik dat las dacht ik meteen: dan zal er ook wel eenzelfde percentage geheelonthouders zijn. En dan bedoel ik niet de mensen die geen werk hebben, maar zij die het al werkend voor elkaar weten te krijgen niets te doen. Die laatste groep doet het goed op televisie. Denk aan Jiskefets Debiteuren Crediteuren met Jos en Edgar, of aan Cliff en Norm in Cheers. Workaholics, daar kun je verder niks mee. Nu hoor ik hoe de regeringsleiders van de Europese Unie de bevolking oproepen om harder te werken. Voor workaholics is dat een zegen. Die zijn er van overtuigd dat zonder hen niets kan en ze zouden niet weten wat ze anders zouden moeten doen. Zij ontlenen hun status aan hun werk. Ook voor de werkabstinenten is het niet ernstig. Ze deden toch al niets en worden er door buitenstaanders om bewonderd. Zij doen niets liever dan creatief niets doen op de werkplek en zijn daarmee een bron van irritatie en inspiratie voor anderen. Het echte probleem zit bij die andere 75 procent, de werkenden die hun werk willen combineren met andere leuke dingen. Langer doorwerken zal misschien wel moeten, maar zeker als je de vijftig gepasseerd bent wordt het ook jammer dat bijvoorbeeld de AOW steeds verder weg komt te liggen. De generatie geboren na 1950 lijkt er per kabinet jonger op te worden. Weg met de prepensioenluxe, meer pensioenpremie betalen en wie weet hoeveel jaren je langer moet werken. Niet echt erg, maar ook niet wat je verwacht had. De zogenaamde vergrijzing, ik noem het liever verzilvering, is natuurlijk niet zomaar opgekomen. Iedereen wist dat het eraan zat te komen. Europa is een continent van ouderen aan het worden. Hadden we ons op die veroudering dan niet kunnen voorbereiden? Is dat niet de taak van onze bestuurders? Zeker, de illusie van de goede voorbereiding is dan ook zeker gewekt. Maar ja, de overheidsfinanciën werken net als bij een simpel huishouden: er komt geld binnen en er gaat geld uit. De overheid kan niet sparen. Dat doe je door je geld ergens weg te zetten, niet door het daarna meteen weer van jezelf te lenen en uit te geven. En dat is in feite wat er jaar in, jaar uit gebeurt. Meer uitgeven aan de AOW betekent bij een omslagstelsel dan per definitie bezuinigen of het verhogen van je financieringstekort. Minder uitgeven betekent dan schulden verkleinen (lager financieringstekort) of je geld aan andere dingen besteden Vergrijzing, ik noem het liever verzilvering die ook belangrijk of leuk zijn. De spaarfunctie is echter een illusie. En ja, dan wordt de AOW dus een probleempje, zeker met alle andere uitgaven erbij: gezondheidszorg, kinderopvang, wegen en waterwerken, onderwijs, uitkeringen aan werklozen. Alles kost geld en dat wordt dus harder werken, net zo als het voor het eigen huishoudboeken soms nodig is van deeltijdwerk naar een volledige baan over te gaan. Werkverslaafd zijn is volgens mij erg ongezond, maar toch zou het nu natuurlijk een mooie meevaller zijn. Voor ons gewone gelegenheidswerkers blijf het echter wel afzien. Elske ter Veld is oud-staatssecretaris SZW, voormalig Eerste en Tweede Kamerlid voor de PvdA en zelfstandig adviseur. Nu valt aan de andere kant te betogen dat het ‘rigide’ ontslagrecht juist leidt tot een schil van flexwerkers die nauwelijks aan een vaste baan kunnen komen en langdurig buiten de boot vallen, en dus al helemaal een reden zouden moeten hebben om eruit te stappen. Het lijkt mij echter dat de onzekerheid van de jonge flexwerker er toch minder hard inhakt dan ontslag na lange jaren trouwe dienst. Bovendien: als men de onzekerheid van de flexwerkers wil ‘oplossen’ door die onzekerheid uit te breiden naar álle werknemers (onder wie ook ouderen die na ontslag vrijwel volledig kansloos www.orinformatie.nl @informatief zijn) lijkt me dat een geval ‘van de regen in de zondvloed’. Minnetje 2. Een derde ‘arbo-effect’ van het versoepelde ontslagrecht is de verregaande afhankelijkheid van de werkgever of leidinggevende – een pracht van een voedingsbodem voor pesten op de werkvloer. De Memorie van Toelichting bij de Arbowet omschrijft pesten als intimiderend gedrag met een structureel karakter, van een of meerdere werknemers (collega’s, leidinggevenden) gericht tegen een werknemer [...] die zich niet kan [...] verdedigen tegen dit geDan maar eens over de boeg van de arbo-toets drag. Wie zich niet meer beschermd weet door een preventieve ontslagtoets, kan zich minder teweer stellen tegen een pestende chef. Het ‘voor jou tien anderen’ hangt nu niet meer alleen boven het hoofd van de startende flexwerkers, maar ook boven dat van alle werknemers met een psychopathische baas. Ten vierde leidt het soepeltjes afvoeren van oudere werknemers ten gunste van jongeren – want daar zal het op uitdraaien – tot een verhoogd veiligheidsrisico: jongeren zijn veel vaker betrokken bij arbeidsongevallen dan oudere werknemers. Deels wordt dit wellicht verklaard door een wat hogere testosteronspiegel bij jongeren, maar voor een niet onaanzienlijk deel ook door gebrek aan ervaring. Al met al een vierde arbo-argument tegen verregaande versoepeling van het ontslagrecht. Het plan van minister Kamp kan de toets op veiligheid en gezondheid dus niet doorstaan. Maar ja, een risico-inventarisatie op het beleid van de minister van SZW: wilde die de Arbowet óók al niet uitkleden? Jan Popma is senior-onderzoeker aan het Hugo Sinzheimer Instituut. OR informatie 7 | juli 2012 ■ 9 Pagina 8

Pagina 10

Interactieve internet whitepaper, deze publicatie of relatiemagazine is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het van pdf naar online converteren van web brochures.

OR informatie juli 2012 Lees publicatie 27Home


You need flash player to view this online publication