r samenhang’ wie wij willen werken. Aan die eisen zul je dan moeten voldoen om lid te mogen zijn van deze club, want we willen echt een kwaliteitskeurmerk zijn.’ Hoe gaan jullie die kwaliteit dan meten? Rietdijk: ‘Ik verwacht dat het primair zal gaan om het stellen van opleidingseisen.’ Wordt er dan niet inhoudelijk getoetst? Van Steensel: ‘Een trainer beschikt over generieke competenties, maar als je training wilt geven aan medezeggenschapsorganen komt daar een aantal specifieke competenties bij kijken. Die komen in elk geval in de certificering aan bod. Op dit moment gaat het debat over de vraag hoe hoog we de lat precies gaan leggen: welk soort certificaat je moet halen en welke onderdelen je daarvoor moet beheersen. We willen trouwens ook ondernemingsraden uitnodigen met ons in gesprek te gaan over de vraag wat iemand tot een goede trainer maakt.’ Andrea van Steensel: ‘Als opleiders zijn we al helemaal af van het idee dat we de WOR moeten onderwijzen en dat we dan klaar zijn.’ Nemen jullie als brachevereniging ook een standpunt in over de rol die het GBIO zou moeten spelen? Rietdijk: ‘Eigenlijk niet. Natuurlijk hebben wij daar als directeuren van opleidingsinstituten onze mening over. Maar wij vinden niet dat we als branchevereniging, zeg maar als belangenclub, commentaar moeten leveren op de GBIO-regeling. Wij maken gebruik van een regeling die door de politiek bedacht is. Daar vinden wij van alles van, en we vinden er vooral heel veel verschillende dingen van.’ Jullie wilden toch een spreekbuis zijn naar de politiek toe? Rietdijk: ‘Ja, maar niet als het gaat over de subsidievoorwaarden.’ www.orinformatie.nl Waarover dan wel? Rietdijk: ‘Bijvoorbeeld over wetgeving. Een jaar of wat geleden is er een hoop te doen geweest over een nieuwe medezeggenschapswet van toenmalig minister De Geus – die regeling is er overigens nooit gekomen. Allerlei partijen vonden daar toen iets van en zijn toen ook geconsulteerd, behalve de partij waar bij uitstek de expertise zit: de opleidingsinstituten. Daarvoor is de BVMZ dus opgericht, maar ook om een antwoord te vinden op de vraag aan welke eisen trainers nu eigenlijk moeten voldoen. Instituten vullen dat op verschillende manieren in, maar wij bekijken in hoeverre het mogelijk is om minimumeisen te stellen – en te certificeren – voor trainers met Hoe willen jullie de dialoog met ondernemingsraden op gang brengen? Van Steensel: ‘In de eerste plaats via de pers. De lezers van OR informatie vragen zich ongetwijfeld af wat ze aan onze branchevereniging hebben. Nou, rechtstreeks hebben ze helemaal niks aan ons – niet op de korte termijn. Maar je bent als or-lid wel gebaat bij een club opleiders die kwaliteit levert en die de medezeggenschap zelf laat meepraten. Daar zit het belang voor ondernemingsraden. Uiteraard is het niet zo dat als je als individu vandaag een mail naar ons stuurt, er volgende week een bepaald onderwerp in de politiek of op de training behandeld wordt – we werken op een abstracter niveau dan dat.’ Op wat voor termijn moet die dialoog met or-leden zijn beslag krijgen? Van Steensel: ‘Nou, daar gaan we geen 5 jaar mee wachten.’ Rietdijk: ‘Nee, het moet sneller. Het gaat ons niet om individuele or-leden, maar eerder om platforms; bijvoorbeeld zo’n club van multinationale ondernemingsraden. Maar als je me vraagt hoe lang dat gaat duren… Ik ben er in de afgelopen 2 jaar achter OR informatie 6 | juni 2010 ■ 33 foto’s: Cor Mooij Pagina 32

Pagina 34

Scoor meer met een webshop in uw publicaties. Velen gingen u voor en publiceerden spaarprogramma online.

OR informatie, juni 2010 Lees publicatie 16Home


You need flash player to view this online publication