van het bedrijfstakpensioenfonds? Zijn de risico’s bij het opnieuw aangaan van een verzekeringsovereenkomst niet groter of wezenlijk anders dan bij het BPF? Aard van de pensioenregeling Bovengenoemde praktische zaken kunnen anders uitvallen naar gelang de aard van de pensioenregeling (in de taal van de Pensioenwet: pensioenovereenkomst). Is er sprake van een premieovereenkomst of een uitkeringsovereenkomst? dat de premie alleen stabiel hoeft te zijn bij een personeelbestand dat stabiel is qua omvang, gemiddelde leeftijd en verdeling. Een stabiele premie mag dus hoger uitvallen als rekening wordt gehouden met een ouder wordend personeelsbestand. 3. Rekenrente niet langer vast Complex wordt het als de nieuwe verzekeringsovereenkomst wordt afgesloten op marktwaarde. Het kan veel uitmaken of als rekenrente drie of vier procent wordt ge bruikt, of een percentage dat direct aan de financiele markt wordt ontleend. Het maakt veel uit voor de hoogte van de pensioenpremie, want deze wordt hoger naarmate de rekenrente lager is. Als vuistregel geldt dat één procent renteverhoging een premieverlaging van 25 procent betekent. www.orinformatie.nl @informatief De pensioenpremie wordt hoger naarmate de rekenrente lager is Dat heeft direct gevolgen voor de hoogte van de jaarlijkse indexatie. Daarnaast moet de overgang naar marktrente goed begeleid worden. Het besluit om tot een marktwaarde-contract over te gaan vergt bijzondere aandacht: wat zijn de risico’s en wie is de ‘eigenaar’ van die risico’s? 4. Onderneming volgt bedrijfstakpensioenfonds Enkele pensioenregelingen zijn weliswaar direct ondergebracht bij een verzekeraar, maar volgen de verplicht gestelde pensioenregeling die voor de bedrijfstak is vastgelegd via de cao. De or heeft dan in feite geen invloed op de wijzigingen die in de pensioenregeling worden aangebracht. Zijn rol is beperkt tot het controleren van de nieuwe, eigen regeling. Is deze inderdaad (ten minste) gelijkwaardig aan de regeling Premieovereenkomst Bij een premieovereenkomst, van toepassing op vijf tot tien procent van de Nederlandse pensioenopbouwers, ligt vast hoe groot de premie is die wordt afgedragen voor de pensioenregeling. Er is niet vastgelegd hoe groot de pensioenuitkeringen zijn. Bij een zuivere premieovereenkomst worden de risico’s gedragen door de deelnemer tot het moment dat het pensioenspaarsaldo wordt omgezet in een uitkering. De belangrijkste risico’s zijn het beleggingsrisico, het risico van inflatie en het langlevenrisico. Het pensioenakkoord heeft een beperkte invloed op de premieovereenkomst. Uiteraard dient de pensioenrichtleeftijd te worden aangepast. Dit heeft in eerste instantie een verlagend effect op de premie. Voor de uitkering in het 65ste respectievelijk 66ste levensjaar wordt immers geen premie meer betaald. De or dient ervoor te zorgen dat deze premieruimte beschikbaar blijft voor de pensioenregeling. Op het moment dat de pensioenuitkering wordt aangekocht wordt de uitkering bepaald op de dan geldende te verwachten uitkeringsduur. De deelnemer loopt dus zelf het risico dat het pensioen langer moet worden uitgekeerd dan eerder verondersteld. Pas als een nieuwe staffel wordt vastgesteld op een hogere levensverwachting, wordt de werkgever geconfronteerd met hogere kosten. De meeste staffels zijn gebaseerd op het staffelbesluit van het ministerie van Financiën. Dit besluit zal zonder meer worden aangepast aan de hogere pensioenleeftijd. De arbeidsvoorwaardelijke ruimte is rechtstreeks af te leiden van de ingelegde premie. Daardoor is de stabiele premie (= pensioenbudget) relatief eenvoudig te berekenen. Uitkeringsovereenkomst De verzekeraar mag op dit moment voor uitkeringsovereenkomsten alleen een zogenoemd garantiecontract aanbieden. Bij een uitkeringsovereenkomst, van toepassing op circa 85 procent van de Nederlandse pensiOR informatie 11 | november 2011 35 Pagina 34
Pagina 36Scoor meer met een webwinkel in uw club bladen. Velen gingen u voor en publiceerden vakbladen online.
OR informatie, november 2011 Lees publicatie 10Home